Nederlandse naam:
Eikenspringkever
Wetenschappelijke naam:
Rhynchaenus quercus

Wetenschappelijke naam: Rhynchaenus quercus
Synoniemen: Orchestes quercus
Nederlandse naam: Eikenspringkever
Taxonomische indeling: Coleoptera: Curculionidae

Beschrijving en levenscyclus:
Curculionidae is een grote en belangrijke familie van snuitkevers. Alle soorten zijn goed te herkennen aan de min of meer snuitvormig verlengde kop (snuit – rostrum), met de kaken aan het uiteinde. Hun antennen zijn vaak geknikt met een extra lang eerste segment. Sommige soorten hebben vergroeide hoornachtige dekschilden. De larven zijn cilindervormig en pootloos. Ze bewegen zich traag met behulp van kruipknobbels. Veel soorten leven in zaden, hout en plantenwortels, sommige maken gallen. Terwijl de larven bijna uitsluitend binnen in het plantenweefsel leven, vreten de kevers de planten meestal aan de buitenzijde aan. Verscheidene soorten zijn belangrijke plaaginsecten

Adult: De kever is 2,5 – 4 mm lang. Zijn dekschilden zijn geelbruin tot roodbruin en gelig behaard. De snuit is lang en gebogen. De achterpoten hebben verdikte dijen waardoor ze kunnen springen.

Larve: De larve is klein en pootloos. Het lichaam is transparant, groenachtig wit; bruine kop. De larve leeft in het blad in een blaasmijn.

De overwinterende kevers komen in april en mei te voorschijn. De eitjes worden, steeds afzonderlijk, in de hoofdnerf van het jonge blad gelegd. Het jonge larfje maakt eerst een smal gangetje vanuit de hoofdnerf naar de bladrand. Hierna maakt het een onregelmatige, blaasvormige en bruin verkleurende mijn, meestal aan de bladspits. In een soort coconnetje vindt daar in juni de verpopping plaats. De jonge kever eet vanaf juni opnieuw van de bladeren waarna hij in de herfst achter schors en op andere beschutte plaatsen overwintert.

Type aantasting:
Bladvraat door kevers; bladmijnen door larven.

Waardplanten:
Voornamelijk Quercus-soorten. Soms sierplanten.

Aangetaste plantendelen:
Bladeren.

Aantastingsbeeld:
Kleine plekjes aan de onderzijde van het blad worden door de volwassen kevers afgeschaafd. De larven leven in een blaasmijn die eerst lichtgrijs en later bruin verkleurt.

Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De typische bladmijnen zijn moeilijk te verwarren met andere belangrijke plaaginsecten op eik.

Schade:
Hoewel de bomen niet zichtbaar van de aantasting lijden, zal bij een zware aantasting een zeker aanwasverlies onvermijdelijk zijn.

Verspreiding en frequentie van aantasting:
Een veel voorkomende kever.

Bestrijding:
Geen bijzonderheden.