Nederlandse naam:
Wilgenspintmijt
Wetenschappelijke naam:
Schizotetranychus schizopus

Wetenschappelijke naam: Schizotetranychus schizopus
Synoniemen: –
Nederlandse naam: Wilgenspintmijt
Taxonomische indeling: Acari: Tetranychidae

Beschrijving en levenscyclus:
Spintmijten (Tetranychidae) zijn kleiner dan 1 mm, ovale of elliptische, gele of rode spinachtige diertjes met 8 slanke pootjes die onder een fijn spinsel leven. Ze zuigen aan naalden en bladeren, die geelgrijs verkleuren en verdrogen. Er is vaak een massaal voorkomen. De mijt is voorzien van op naalden lijkende mondschaartjes (chelicerae) en een duimklauwtje op elke mondtaster (palp). De ontwikkeling van het ei tot adult loopt over één larvaal en twee nimfen-stadia (zo heten de larven van de latere stadia).

Adult: 0,3 mm lang; ovaal, geelachtig groen met donkere zijvlekjes.

Larve: met 3 paar poten.

De soort overwintert in het ei-stadium. Van juni tot oktober leven de dieren in kolonies langs de hoofdnerf aan de onderzijde van de bladeren, vooral van smalbladige wilgensoorten. De ontwikkeling van het ei tot adult loopt over één larvaal en twee nimfen-stadia.

Type aantasting:
Zuigen aan het blad.

Waardplanten:
Salix (vooral smalbladige soorten).

Aangetaste plantendelen:
Bladeren.

Aantastingsbeeld:
Van de hoofdnerf uitgaande gele of bruine vlekken op het blad, dat vervroegd afvalt.

Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De soort kan mogelijk verward worden met de sparrenspintmijt (Oligonychus ununguis) of de wilgenspintmijt (Eotetranychus tiliarus).

Schade:
Langdurige droogte- en warmteperioden bevorderen het ontstaan van een plaag. In kwekerijen en in stadsbeplantingen kan deze spintmijt ernstige schade veroorzaken, waarbij sterfte van jonge planten voorkomt.

Verspreiding en frequentie van aantasting:
Een weinig algemene plaagsoort in Nederland.

Bestrijding:
Roofmijten van de geslachten Typhlodromus, Phytoseius en Amblyseius kunnen het ontstaan en het verloop van plagen van spintmijten aanmerkelijk beïnvloeden.