Nederlandse naam:
Grote iepenspintkever
Wetenschappelijke naam:
Scolytus scolytus

Wetenschappelijke naam: Scolytus scolytus
Synoniemen: –
Nederlandse naam: Grote iepenspintkever
Taxonomische indeling: Coleoptera: Scolytidae

Beschrijving en levenscyclus:
Bastkevers (Scolytidae) zijn meestal kleine, donkerbruine of zwarte kevertjes met een zeer korte snuit, knievormig gebogen antennen met een min of meer ovale tot bolvormige eindknots en gladde of dun behaarde dekschilden. In het voorjaar boren de kevers een gang onder de bast van vooral verzwakte of stervende bomen. Aan de rand van deze gang worden de eieren in nisjes afgezet. De larven vreten hun gangen min of meer loodrecht op de moedergang, waardoor tenslotte een verward netwerk ontstaat. Aan het einde van de larvengang vindt de verpopping plaats. Van daaruit boren de jonge kevers openingen naar buiten. De meeste soorten van deze familie tasten slechts sterk verzwakte bomen aan, zodat ze, economisch gezien, minder belangrijk zijn.

Adult: 4 – 6 mm lang. De kevers zijn cilindrisch van vorm. Dekschilden glanzend donker roodbruin tot zwart, verlopen horizontaal en zijn aan de achterzijde afgerond maar niet naar beneden toe gewelfd Het halsschild is groot en langwerpig en wordt naar voren toe smaller. De zijkanten en de achterkant zijn gekarteld. De kop van het mannetje verloopt afgevlakt en heeft opvallende beharing, de kop van het vrouwtje verloopt gewelfd en heeft minder beharing. Het mannetje heeft aan het einde van het achterlijf puntige plukjes haar. Deze steken onder de dekschilden uit. Voelsprieten zijn geknakt en kort en eindigen in een knotsvorm. De snuit is niet duidelijk verlengd.

Larve: wittig, kop donkerbruin, zonder poten. De larve is naar binnen gebogen en daardoor C-vormig.

De kever vliegt in juni en nogmaals in augustus. Tijdens de rijpingsvreterij in juni en augustus worden gangetjes in de oksels van jonge twijgen van gezonde bomen gemaakt waaruit plantensappen vloeien, die als voedsel voor de kevers dienen. Het vrouwtje zoekt hierna een verzwakte boom op, waarin het onder de dikke bast een verticale gang boort. Aan weerszijden hiervan worden 60 – 100 eitjes afgezet, waaruit na een paar weken de larven tevoorschijn komen en loodrecht op de moedergang steeds breder wordende gangen maken, die eindigen in de popruimte. Per jaar worden twee generaties gevormd. De overwintering heeft plaats als larve.

Type aantasting:
Gangenstelsels onder de bast van stammen, rijpingsvraat in de takoksels van jonge twijgen.

Waardplanten:
Voornamelijk Ulmus-soorten; soms op Fraxinus, Carpinus, Populus, Salix, Quercus, Juglans en Prunus.

Aangetaste plantendelen:
Gangenstelsels onder de bast van stammen; rijpingsvraat in de takoksels van jonge twijgen.

Aantastingsbeeld:
In de oksels van twee- en meerjarige takjes tot op het cambium gevreten gangetjes, die tenslotte tot kankerachtige gezwellen kunnen vergroeien (rijpingsvreterij). Tussen hout en bast een verticaal verlopende moedergang van 3 – 5 cm lengte met uitwaaierende larvengangen tot 15 cm lang.

Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De soort komt vaak samen voor met de kleine iepenspintkever, Scolytus multistriatus.

Schade:
De vreterij van de kever is niet van groot direct belang maar als overbrenger van de schimmel Ceratocystis ulmi die de iepenziekte veroorzaakt, kan hij erg schadelijk zijn. De kevers, die zich uitsluitend in verzwakte, bijvoorbeeld door iepenziekte geïnfecteerde bomen kunnen ontwikkelen, vliegen voor hun rijpingsvreterij naar de kronen van de gezonde bomen in de directe omgeving en besmetten deze.

Verspreiding en frequentie van aantasting:
Een zeer algemeen voorkomende soort in Nederland.

Bestrijding:
Aangetaste takken van verder gezonde bomen verwijderen en verbranden om de schade te beperken. Wonden moeten meteen worden behandeld met een wondafdekmiddel.
Wanneer bomen kwijnend, stervend of dood zijn, kunnen deze worden gekapt. De schors van deze gekapte bomen moet worden verwijderd en samen met het tophout worden verbrand. Het ontschorsen moet voor april gebeuren. Men kan de gevelde bomen ook van april tot oktober onder water bewaren.
Ook kan men vangstammen en -takken neerleggen. Voor het aanplanten van nieuwe bomen kan men het beste resistente rassen zoeken. Aanplanten van vatbare bomen op voedselarme en droge plaatsen moet worden voorko¬men. Om verbreiding van de iepenziekte tegen te gaan was er vroeger een landelijke regeling die is afgeschaft. Soms zijn er nu gemeentelijke regelingen (APV) van kracht.