Nederlandse naam:
Horzelvlinder
Wetenschappelijke naam:
Sesia apiformis

Wetenschappelijke naam: Sesia apiformis
Synoniemen: Trochilium apiformis, Aegeria apiformis
Nederlandse naam: Horzelvlinder
Taxonomische indeling: Lepidoptera: Sesiidae

Beschrijving en levenscyclus:
De wespvlinders (Sesiidae) zijn middelgrote vlinders die hun naam ontlenen aan de grotendeels schubloze, doorzichtige vleugels. De vlinders lijken op wespen door hun geelzwarte tekening en glasheldere vleugels. Ze zijn overdag actief en verblijven graag in de zon. Vele imiteren bijen en wespen en zoemen vaak in de lucht. Ze rusten gewoonlijk met vleugels wat uitgespreid. De voorvleugels zijn relatief smal. De kleine tot middengrote larven (rupsen) boren zich in stammen en takken van bomen. De larven hebben gewoonlijk twee jaar lang nodig voor hun ontwikkeling. Ze zijn rolrond, meestal witachtig van kleur en het lichaam is meestal iets gezwollen achter de kop. De pop werkt zich gedeeltelijk uit de stam voor de vlinder eruit kruipt.

Adult: de vleugelspanwijdte is 35 – 45 mm. Vleugels zijn glasachtig helder met roodbruin gekleurde aderen en voorrand. Lichaam is geel en zwart geringd en daardoor enigszins op horzel lijkend.

Ei: ovaal, bruin tot donkerrood. Afmetingen 0,7 x 0,5 mm.

Larve: lengte 40 – 50 mm. Geelwit, buik- en rugzijde enigszins afgeplat, ademhalingsopeningen bruin en elliptisch. Kop bruinzwart. De poten zijn onduidelijk maar de larve kan wel lopen.

Pop: lengte 30 – 40 mm. Geelbruin tot donkerroodbruin, op elk achterlijfsegment een rij naar achter gerichte doornen.

De horzelvlinder ontwikkelt zich gewoonlijk in 2 jaar. De vlinders zijn vooral op zonnige dagen in juni en juli actief. De vrouwtjes laten veel eitjes (1000 – 2000 per vrouwtje) aan de stamvoeten vallen. De rupsen komen na 4 weken uit. Slechts enkele hiervan kunnen zich door de gave schors van de stamvoet of van de wortels boren. Ze vreten tussen de schors en het hout een gang uit, waarin ze overwinteren. Uitwerpselen worden door een kleine opening naar buiten gewerkt. Het volgend jaar dringt de rups dieper het hout binnen. Na de tweede overwintering worden de gangen verlengd. In mei spint de rups een cocon met houtknaagsel in de nabijheid van de uitvliegopening. Soms vindt de verpopping in de grond plaats. In juni en juli werkt de pop zich half naar buiten zodat de adult er gemakkelijk uitkomt.

Type aantasting:
Vreterij tot diep in het hout.

Waardplanten:
De soort is in Populus-soorten gespecialiseerd. Soms op Salix.

Aangetaste plantendelen:
Stamvoet en wortels.

Aantastingsbeeld:
Aantastingen zijn soms te herkennen aan hoopjes boormeel aan de stamvoet, die via een kleine opening naar buiten worden gewerkt, en aan half uitstekende poppenhulzen. Uitvlieggaten bevinden zich bij oude bomen verspreid rond de stambasis op enkele centimeters tot ca. 30 cm boven de grond.

Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
Bij jonge bomen zou de aantasting verward kunnen worden met de populierenglasvlinder, Paranthrene tabaniformis, de wilgenhoutrups, Cossus cossus, de grote populierenboktor, Saperda carcharias, en de wilgensnuitkever, Cryptorhynchus lapathi.

Schade:
De rupsen van deze soort kunnen erg schadelijk zijn voor jonge populieren, onder andere in kwekerijen, of voor oudere bomen. Op jonge bomen kan de aantasting aanleiding geven tot groeistagnatie, windbreuk of afsterving. Bij oude bomen kan tot een halve meter hout van de stamvoet verloren gaan. Intrede van bacteriën, schimmels of van andere houtboorders, zoals de wilgenhoutrups en de grote populierenboktor, wordt er ook door bevorderd.

Verspreiding en frequentie van aantasting:
De soort is in Nederland zeer algemeen aanwezig in solitaire bomen en wegbeplantingen.

Bestrijding:
De jonge populieren kunnen regelmatig worden gecontroleerd waarbij de aangetaste stammen regelmatig worden verwijderd. Populieren in rijbeplantingen of alleenstaande bomen worden meer aangetast dan bomen in bosverband. Verder worden populieren met een ondergroei van Sambucus-soorten minder aangetast.