Wetenschappelijke naam: Stereonychus fraxini
Synoniemen: S. rectangulus
Nederlandse naam: –
Taxonomische indeling: Coleoptera: Curculionidae
Beschrijving en levenscyclus:
Snuitkevers (Curculionidae) is een grote en belangrijke familie. Alle soorten zijn goed te herkennen aan de min of meer snuitvormig verlengde kop (snuit – rostrum), met de kaken aan het uiteinde. Hun antennen zijn vaak geknikt met een extra lang eerste segment. Sommige soorten hebben vergroeide hoornachtige dekschilden. De larven zijn cilindervormig en pootloos. Ze bewegen zich traag met behulp van kruipknobbels. Veel soorten leven in zaden, hout of plantenwortels, sommige maken gallen. Terwijl de larven bijna uitsluitend in het plantenweefsel leven, vreten de kevers de planten meestal aan de buitenzijde aan. Verscheidene soorten zijn belangrijke plaaginsecten.
Adult: lengte 3 mm. Roestbruin tot roodbruin van kleur, fijn grijs geschubd. Op de dekvleugels is een pikzwart gekleurde vlek aanwezig. De snuit (rostrum) is langgerekt en cilindrisch.
Larve: lengte 4 mm. Groenachtig geel met zwarte kop.
De soort is algemeen in grote delen van Europa. De kevers overwinteren in de grond. Het vrouwtje zet haar eitjes naast de bladnerven aan de onderzijde van het blad af. De kevers knagen in het voorjaar aan knoppen en bladstelen. De jonge larven scheiden een kleverige vloeistof af waarin ze blijven zitten terwijl ze aan de bladeren schaven. De verpopping vindt plaats in een gele, doorschijnende cocon op het blad. De jonge kevers veroorzaken een sterke bladvraat in juni en juli. Er is één generatie per jaar, ook in Zuid-Europa.
Type aantasting:
Bladvraat.
Waardplanten:
De soort heeft een voorkeur voor Fraxinus-soorten en soms worden Quercus, Olea, Syringa en Ulmus gebruikt.
Aangetaste plantendelen:
Bladeren en knoppen.
Aantastingsbeeld:
De kevers knagen in het voorjaar aan knoppen en bladstelen. Door de vernietigde knoppen lopen de bomen pas later in het seizoen uit. Later in het jaar in juni en juli knagen de kevers aan bladeren. De larven schaven aan bladeren. Na zware aantastingen van deze soort volgt vaak de secundaire essenbastkever, Hylesinus fraxini.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De larven zijn moeilijk met andere soorten te verwarren.
Schade:
Een zware aantasting kan vooral jonge bomen sterk verzwakken.
Verspreiding en frequentie van aantasting:
Een in Nederland algemene soort.
Bestrijding:
Geen bijzonderheden.