Wetenschappelijke naam: Taphrina spp.
Synoniemen: —
Nederlandse naam: Bobbelziekte / Krulziekte / Heksenbezemziekte
Taxonomische indeling: Ascomycetes; Taphrinales
Beschrijving en levenscyclus:
Het geslacht Taphrina bestaat uit een aantal schimmelsoorten waarvan een aantal de Bobbelziekte of Krulziekte veroorzaakt. Het kenmerkende beeld daarvan is het voorkomen van blaarvormige opzwellingen op het blad van de boom die gaandeweg het blad sterk deformeren. Soms worden daarbij ook de toppen van de jonge scheuten aangetast waardoor deze kromgroeien en insterven. Op sommige bomen veroorzaakt de schimmel (eveneens) bossige takwoekeringen (de zgn. Heksenbezems) en op sommige bomen worden misvormingen aan de vruchten veroorzaakt.
De schimmel overwintert als dikwandige conidiën op de stam en takken van de boom of in de knoppen. In het voorjaar vormen zich daaruit dunwandige conidiën die zich door afsnoering van spruiten vermenigvuldigen. Deze verspreiden zich met de regen over de boom. Ze komen terecht op het pas uitgelopen jonge blad en vormen bij vochtig weer een kiembuis waarmee het blad wordt gepenetreerd en onder de epidermis een mycelium wordt gevormd. Het blad reageert hierop met een sterke celdeling en celstrekking, waardoor het plaatselijk opzwelt en er sterke misvormingen ontstaan. Deze hebben, afhankelijk van de boomsoort, een groengrijze, of goudkleurige tot fel oranjerode kleur. In de loop van mei vormen zich op het mycelium vele asci die door de epidermis heen breken en vervolgens door spruitvorming conidiën produceren. Dit geeft de aangetaste plaatsen soms een poederachtig uiterlijk. Met de conidiën verspreidt de ziekte zich over grotere afstand via regen en wind. Daarbij vindt geen secundaire infectie meer plaats en ze blijven gedurende de zomer en herfst als spore op het oppervlak van de boom aanwezig. Bij vochtig weer vermeerderen ze zich daarop als saprofyt via spruitvorming. Bij het invallen van de winter worden de dikwandige conidiën gevormd.
Wanneer het mycelium in de aangetaste knoppen overwintert, groeit het mycelium rechtstreeks in het zich daaruit ontwikkelende blad.
Type aantasting:
Misvorming.
Waardplanten:
Afhankelijk van de schimmelsoort:
– Taphrina deformans op Prunus persica;
– Taphrina cerasi en Taphrina minor op kers (o.a. Prunus avium);
– Taphrina populina en – johansonii op Populus spp;
– Taphrina alni, – tosquinetti, – epiphylla en – sadebecki op Alnus spp.;
– Taphrina padi op Prunus padus;
– Taphrina caerulescens op Quercus spp.;
– Taphrina ulmi op Ulmus spp., vooral Ulmus x hollandica ‘Belgica’.
– Taphrina betulina op Betula spp.
Aangetaste plantendelen:
Bladeren en twijgen en/of vruchten.
Aantastingsbeeld:
Afhankelijk van de boomsoort en de schimmelsoort:
– T. deformans, T. minor, T. populina, T. caerulescens. T. sadebecki, en T. ulmi veroorzaken bladmisvorming waarbij het aangetaste blad voortijdig afvalt en waarbij ook de vorming van nieuwe bloemknoppen soms nadelig wordt beïnvloed;
– T. betulina, en T. cerasi veroorzaken Heksenbezems;
– T. alni, T. johansonii en T. padi veroorzaken vruchtgallen en vruchtmisvormingen op de vruchten of vruchtproppen (bij elzen de zgn. Elzevlaggen).
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
Diverse andere aantastingen, zowel dierlijke als infectieziekten, die bladvlekken, Heksenbezems en gallen veroorzaken.
Schade:
Heksenbezems ontstaan doorgaans op al wat oudere bomen en de schade blijft als regel beperkt tot een vermindering van de sierwaarde.
Sterke aantastingen door Taphrina deformans en Taphrina minor, waarbij bladmisvormingen bij Prunus spp. optreden, veroorzaken groeiverlies van de boom en vermindering van de fruitproductie. Bij regelmatig optredende aantastingen leiden de bomen een kwijnend bestaan.
Sterke aantasting door Taphrina populina veroorzaakt enig verlies van de houtproductie.
Schade door de overige Taphrina-soorten, die voornamelijk, of uitsluitend misvormingen van de vruchten veroorzaken, zijn in de praktijk van weinig betekenis.
De schade in de vorm van krulziektes en bobbelziektes kan vooral in de kwekerij en de fruitteelt soms ernstige vormen aannemen.
Verspreiding van de ziekte:
In Nederland komen T. deformans, T. minor en T. populina plaatselijk algemeen tot zeer algemeen voor. T. betulina komt landelijk zeer algemeen voor. De overige Taphrina-soorten komen plaatselijk incidenteel voor.
Bestrijding:
Teelt: – Gebruik van minder gevoelige soorten en cultivars.
– Zorgen voor een luchtige stand van het gewas.
Sanitair: Opruimen van afgevallen blad en uitsnoeien van zwaar aangetaste twijgen.
Chemisch: (Op de kwekerij, bij jonge planten en in de fruitteelt) herhaaldelijk uitgevoerde bespuitingen
vanaf het begin van het uitlopen van het blad.
Aanvullende opmerkingen:
Aantastingen kunnen vooral worden verwacht wanneer de weersomstandigheden in het voorjaar (nat en koel) bevorderlijk zijn voor de verspreiding van de ziekte. Daarom worden bladmisvormingen (o.a. bij Prunus spp.) ook wel aangeduid als ‘koublaren’.