Nederlandse naam:
Eikenprocessierups
Wetenschappelijke naam:
Thaumetopoea processionea

Wetenschappelijke naam:                               Thaumetopoea processionea

Synoniemen:                                                      –

Nederlandse naam:                                         Eikenprocessierups

Taxonomische indeling:                                  Lepidoptera: Thaumetopoeidae               

 

Beschrijving en levenscyclus:

De rups  is een bekende en gevreesde soort in wegbeplantingen, parken en bossen. De Europese soorten van de familie Thaumetopoeidae zijn middelgrote vlinders. De rupsen van deze familie zijn de bekende processierupsen. Ze zijn gemakkelijk aan hun gedrag te herkennen: ze leven in grote gemeenschappelijke spinselnesten op stam of takken en lopen gezamenlijk in ‘kop-en-staart’ processies naar de twijgen om bladeren of naalden te vreten. Na kaalvraat lopen ze naar andere bomen. De rupsen zijn bedekt met brandharen en moeten met voorzichtigheid worden behandeld.

Een vertegenwoordiger is de dennenprocessierups (Thaumetopoea pytiocampa) die zich voedt met naalden van Pinus. De eikenprocessierups voedt zich met  de bladeren van Quercus.

Adult: Vleugelspanwijdte is 25 – 35 mm. Voorvleugels zijn grijsbruin  met een of enkele donkere lijnen. Achtervleugels zijn vuilwit met een donkere schaduwband. Voorhoofd is glad en dicht behaard.

Ei: Het ei  is 1 mm groot en grijs van kleur . De eitjes worden aan elkaar gekit en in rechthoekige paketten  van 1 tot enkele cm’s lang op 1-2 jaar oude e twijgen afgezet. Een eipakket bestaat uit 30-250 bolronde eitjes die aan boven- en onderzijde iets zijn afgeplat. Het vrouwtje bedekt de eitjes met een kitachtige vloeistof en met schubjes van haar achterlijf.  Hierdoor krijgen de eitjes de kleur van de eikenschors en zijn ze moeilijk te vinden.

Larve: de jonge rups is ca. 4 mm lang en oranje met zwarte haartjes. Later wordt de rups grijs met een  donkere rug en lichte zijkanten met twee oranje of grijze wratjes op ieder segment. De volgroeide rups is ca. 3 cm lang. Vanaf het 2e stadium hebben ze 1 cm lange lichtgrijze haren, maar deze hebben geen irriterende werking. De bijna onzichtbare brandharen zijn slechts 0,1 – 0,3 mm lang en zijn pas aanwezig vanaf het 3e rupsenstadium.

Pop: De verpopping vindt plaats in het spinselnest. De tonvormige pop is bruin, circa 2 cm lang en zit in een cocon in het nest; dit is van buitenaf niet te zien.

De vlinder vliegt in augustus en september. Het vrouwtje legt  haar eitjes op één- tot driejarige twijgen in de toppen van eikenbomen. De eitjes worden in kleine stroken naast elkaar afgezet. De eitjes  overwinteren op de kale takken maar zijn lastig te vinden. Eind april en begin mei komen de jonge rupsjes tevoorschijn, dit vindt plaats op het moment dat ook de bladeren uitlopen. In juni zijn de rupsen volgroeid. . Na de derde vervelling krijgen de rupsen zo’n 600.000 microscopisch kleine donkere haren op de rug. Dit zijn de brandharen die bij aanraking of na inademing gezondheidsklachten veroorzaken. De rupsen rusten in het begin in grote groepen ‘als een deken’ op de stammen. In een later stadium maken ze nesten ter grootte van een tennisbal of voetbal. De nesten worden gemaakt in een takoksel, midden op de stam en bij de stamvoet, soms gemaskeerd door lang bermgras. In hete zomers worden soms grondnesten gemaakt waarbij de rupsen ‘overliggen’ dat wil zeggen dat ze pas in het volgende jaar verpoppen. De nesten waarin rupsen schuilen en verpoppen, bestaan  uit een dicht spinsel met daarin oude vervellingshuidjes met brandharen en uitwerpselen. ’s Nachts verlaten de rupsen hun nesten en gaan ze in processie  naar de bladeren Vanwege het processiegedrag kunnen ze tak voor tak systematisch ontbladeren. Uiteindelijk  kunnen ze de bomen volledig kaalvreten. In juli verpoppen de rupsen in het nest in een stevige cocon tot een onopvallend grijze vlinder. De nesten met de daarin achtergebleven brandharen kunnen nog jarenlang voor veel ongemak zorgen wanneer  ze door weer en wind uit elkaar vallen en de brandharen vrijkomen. Een bekend voorbeeld is dat afgevallen nesten, soms jaren later, bij het maaien van de bermen nog overlast kunnen veroorzaken.

Type aantasting:

Vraat aan knoppen en bladeren.

Waardplanten:

De soort tast Quercus-soorten aan In Nederland zowel op inlandse als op Amerikaanse eik.

Aangetaste plantendelen:

Knoppen en bladeren.

Aantastingsbeeld:

De jonge rupsen eten eerst uitlopende knoppen. Later eten ze gezamenlijk de bladeren van een bepaalde tak. Uiteindelijk kunnen ze de boom helemaal kaalvreten.

Mogelijke verwarring met andere aantastingen:

Er zijn een aantal andere rupsensoorten die ook in groepen in nesten leven en brandharen hebben. De bastaardsatijnvlinder (Euproctis chrysorrhoea) komt ook voor op eik. De rupsen zijn grijzig met lange grijzige haren. Ze hebben echter twee oranje-rode stippen achteraan op het rug. Ze maken kleine stevig gesponnen nesten aan de toppen van twijgen. Ook de ringelrups (Malacosoma neustria) leeft in spinselnesten. Deze rupsen hebben eveneens lange haren, maar zijn veel kleurrijker. De rups van de plakker (Lymantria dispar) heeft ook grijzige haren, maar heeft 2 rijen opvallende blauwe en rode pukkels op de rug. Ook de rups van de nonvlinder (Lymantria monacha) lijkt wat op de eikenprocessierups. Deze is wat bonter getekend en heeft meerdere kleuren haren, en heeft daarnaast donkerblauwe pukkels op de rug. De laatste twee soorten maken geen spinselnesten.

Doordat de eikenprocessierupsen overdag in plakkaten op de stam zitten en grote nesten vormen, zijn ze niet te verwarren met andere plaaginsecten op eik.

Schade:

De bomen kunnen helemaal worden kaalgevreten en daardoor verzwakken en in hun groei worden geremd.

Verspreiding en frequentie van aantasting:

De eikenprocessierups  is pas sinds 1991 in Nederland aanwezig en vormde in 1995 en 1996 het hoogtepunt van een ernstige plaag  in het zuidelijk deel van Noord-Brabant. In de jaren daarna heeft de soort zich naar alle provincies verspreid.   

Bestrijding:

Branden en met vacuüm apparatuur wegzuigen van jonge en volgroeide rupsen zijn milieuvriendelijke methoden. Voor een afdoende bestrijding moeten de maatregelen enkele malen per jaar worden toegepast. Ook de oude spinselnesten kunnen op deze wijze worden verwijderd. Voor uitgebreide bestrijdingsmethoden wordt verwezen naar Kennisplatform Processierups: www.processierups.nu