Nederlandse naam: Dennenprocessierups
Wetenschappelijke naam: Thaumetopoea pityocampa
Wetenschappelijke naam: Thaumetopoea pityocampa
Synoniemen: –
Nederlandse naam: Dennenprocessierups
Taxonomische indeling: Lepidoptera: Notodontidae
Beschrijving en levenscyclus:
Adult: De vlinders zijn 2 cm lang met een spanwijdte van 3-5 cm. De voorvleugels zijn asgrijs met enkele donkere zigzag-lijnen, achtervleugels zijn crèmewit.
Ei: Aan elkaar gekitte eipakketten van 70-300 eitjes als een koker van 2,5–4 cm lang rondom een bundeltje naalden. De eitjes zijn wit, bolrond en ca. 1-2 mm in doorsnee. Nog niet uitgekomen eitjes zijn bedekt met een laag van grijswitte tot bruine schubben. Ze worden afgezet aan het uiteinde van een tak op het onderste deel van de kroon.
Larve: Jonge rups is circa 4 mm lang en vuilgroen. Daarna worden ze bruinig met vanaf het 3e stadium gele tot oranjerode haren op de rug; de volgroeide rups is ca. 5 cm lang.
Pop: De verpopping gebeurt in de grond op 5–20 cm diepte. De pop is bruin, ca 2 cm lang en zit in een bruinwitte tot bruine cocon in het spinselnest.
Levenswijze:
De vlinders verschijnen van juni tot en met augustus uit de poppen in de strooisellaag. Ze leggen hun ei-pakketten in juli-september op de naalden, waarna de rupsen nog voor de winter uitkomen. De rupsen eten ‘s nachts en maken spinselnesten waarin ze zich terugtrekken als ze niet aan het eten zijn. De 12-25 cm grote nesten zitten bij jonge bomen voornamelijk in de bovenste helft van de kroon aan de uiteinden van de takken. De haren van de rupsen zijn sterk irriterend voor mens en dier. Hevige jeuk en irritatie van ogen bij mens en dier kan ook een aanwijzing zijn, dat de dennenprocessierups aanwezig is. De rupsen zijn met name in de winter actief, hoewel er ook populaties zijn waarvan de rupsen in de zomer aanwezig zijn. Als ze volgroeid zijn verlaten ze de boom in een rijtje om zich als groep in de grond te graven om daar later te verpoppen. Dit is soms al in december, maar meestal in februari of maart. Sommige poppen blijven echter in de grond en komen pas een jaar later uit.
Type aantasting:
Vraat aan de naalden.
Waardplanten:
De soort leeft op dennen en soms op ceder en lariks.
Aangetaste plantendelen:
Naalden.
Aantastingsbeeld:
Wegvreten van naalden, soms kaalvraat.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De verwante soort Thaumetopoea pinivora die ook op dennen voorkomt lijkt erg op de dennenprocessierups en komt in diverse Europese landen voor, maar niet in de Benelux. In de regel maakt deze soort geen spinselnest. De eitjes, rupsen, poppen en adulten zijn alleen door een expert te onderscheiden van de dennenprocessierups. De rups van de plakker, Lymantria dispar, heeft ook grijzige haren, maar heeft 2 rijen opvallende blauwe en rode pukkels op de rug. Ook de rups van de nonvlinder, Lymantria monacha, heeft grijze haren en is ongeveer even groot. Deze rups is echter wat bonter getekend, heeft meerdere kleuren haren en daarnaast blauwe pukkels op de rug. Ook de rode dennenbladwesp, Neodiprion sertifer, kan voor kaalvraat van dennen zorgen. Geen van deze soorten maakt spinselnesten.
Schade:
De dennenprocessierups is (nog) niet in Nederland aanwezig, maar is in 2024 vanuit België de Nederlandse grens al tot op 25 km genaderd.
Bestrijding: –