Wetenschappelijke naam: Thrips fuscipennis
Synoniemen: –
Nederlandse naam:
Taxonomische indeling: Thysanoptera: Thripidae
Beschrijving en levenscyclus:
De rozentrips is een klein, veel voorkomend insect dat een aantal bloemen, sierplanten en fruitbomen gebruikt.
De orde van Thysanoptera – tripsen – omvat een groot aantal soorten. Het zijn 1 – 2 mm kleine, donkere insecten met een zeer slank lichaam en gewoonlijk twee paar smalle vleugels met lange franje. Ze nemen een unieke positie tussen de insecten in door hun smalle, nagenoeg aderloze vleugels omzoomd door vrij lange haartjes. Ze komen algemeen op bloemen voor en voeden zich door het zuigen aan levend plantenweefsel. In zeer grote aantallen kunnen ze een plaag vormen.
Adult: het vrouwtje is 1,2 – 1,6 mm lang; geelachtig bruin tot donkerbruin gekleurd, met bruine poten. Het lichaam is afgeplat. De vleugels zijn smal en puntig, met weinig of geen aders. Ze hebben aan voor- en achterrand een franje van betrekkelijk lange haren, die het oppervlak van de vleugels meer dan verdubbelen. Voorvleugels zijn donkergrijsbruin, aan de basis doffer. De antennen met zeven segmenten zijn vrij kort en staan dicht bij elkaar voor aan de kop. De kop draagt een paar kleine, maar opvallende, samengestelde ogen en drie ocellen.
Larve: wit tot dof geel. De larve zonder vleugelaanleg is doorschijnend wit en circa 0,5 mm lang. De larve mét vleugelaanleg is groter – ca. 1 mm – en eveneens doorschijnend wit.
De vrouwtjes van de rozentrips overwinteren en worden vanaf april actief. Vanaf mei worden op of in het plantenweefsel eitjes gelegd. Sommige vrouwtjes hebben een goed ontwikkelde, zaagachtige legboor (ovipositor), die gebruikt wordt om sneetjes in de planten te maken waarin de eieren worden afgezet. De larven zijn tussen mei en oktober aanwezig. De volwassen mannetjes zijn actief van juni tot oktober. Terwijl er in de vrije natuur per jaar tot vier generaties toe kunnen voorkomen, kan dit aantal bij de voedselplanten onder glas hoger zijn. In de verwarmde kassen kan de winterrust korter duren of helemaal wegvallen en de actieve periode veel langer duren.
Type aantasting:
Zuigen aan bladeren.
Waardplanten:
De soort gebruikt veel soorten bloemen, waaronder Rosa-soorten, sierplanten en een aantal loofboomsoorten, waaronder Fraxinus en Ostrya.
Aangetaste plantendelen:
Bladeren.
Aantastingsbeeld:
De rozentrips voedt zich door plantencellen aan te boren en er sap aan te onttrekken. Het aangetaste weefsel verkleurt en wordt misvormd. Bij rozen leidt de aantasting tot misvormde, bruin verkleurde bloemblaadjes. De aangetaste bladeren van Ostrya vergelen en gaan krullen.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
De aantasting kan mogelijk verward worden met schade door luizen of wantsen.
Schade:
De aangetaste plantendelen kunnen in ontwikkeling achterblijven en misvormd raken. Sommige Thrips-soorten zijn in staat plantenziekten over te brengen.
Verspreiding en frequentie van aantasting:
In Nederland een veel voorkomende soort zowel buiten als in kassen.
Bestrijding:
Geen bijzonderheden.