Nederlandse naam:
Groene eikenbladroller
Wetenschappelijke naam:
Tortrix viridana

Wetenschappelijke naam: Tortrix viridana
Synoniemen: –
Nederlandse naam: Groene eikenbladroller
Taxonomische indeling: Lepidoptera: Tortricidae

Beschrijving en levenscyclus:
De vlinder is van de bladrollers de belangrijkste beschadiger van loofhout en in het bijzonder Quercus-soorten.
De bladrollers zijn een grote talrijke familie van vrij kleine vlindertjes met relatief brede en rechthoekige voorvleugels. De meeste soorten houden de vleugels in rust als een dakje, vele lijken op vogeluitwerpselen of stukjes blad. Achtervleugels zijn meestal grijsachtig bruin. De larve leeft gewoonlijk tussen samengevouwen of opgerolde bladeren (vandaar de naam bladroller), of boort zich in jonge twijgen of vruchten.

Adult: Het lichaam is 9 – 11 mm lang. De vleugelspanwijdte is 18 – 22 mm. De voorvleugels zijn heldergroen, de achtervleugels zijn grijs.

Ei: Nagenoeg rond, met een diameter van 0,75 mm.

Larve: Tot 18 mm lang en erg beweeglijk. Grijsgroen gekleurd met kleine zwarte stippen, weinig behaard. De kop is zwart.

Pop: Eerst groenig, later donkerbruin tot zwart van kleur.

De vlindertjes vliegen in juni en juli. Ze leggen hun eitjes op de twijgen. De eitjes overwinteren en raken vaak overdekt met groene algen, waardoor ze haast onvindbaar zijn. Eind april of begin mei verschijnen de jonge, zeer beweeglijke larfjes, die zich in een opengaande knop inboren. Na het uitlopen van de bomen vreten ze van de bladeren, die ze samenspinnen of waarvan ze slordige rollen maken. Ook de bloesem wordt gegeten. De larven verpoppen in juni in de bladrol. Er is één generatie per jaar.

Type aantasting:
Bladvraat.

Waardplanten:
Alleen Quercus-soorten.

Aangetaste plantendelen:
Bladeren.

Aantastingsbeeld:
Slordig samengerolde bladeren die geheel of voor een deel zijn afgevreten. Soms blijft slechts de hoofdnerf achter. Er kan vaak kaalvraat optreden.

Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
Het aantastingbeeld is praktisch niet van dat door de kleine wintervlinder O. brumata te onderscheiden. Het beste kunnen de larven van beide soorten worden vergeleken, die duidelijk van elkaar verschillen. De larve van O. brumata is groen met groene kop en verder is dit een spanrups. Bovendien bevinden de poppen van T. viridana zich steeds in de bladrol, terwijl de poppen van O. brumata in strooisellaag liggen. Bij kaalvraat in eik is tegelijkertijd ook vaak de grote wintervlinder, Erannis defoliaria, en de kleine wintervlinder, Operophtera brumata, betrokken.

Schade:
Eiken kunnen na herhaalde jarenlange kaalvraat verzwakken en gevoelig worden voor secundaire aantastingen van bijvoorbeeld de eikenprachtkever, Agrilus biguttatus. Door de sterke vraat kan de boomgroei verminderen.

Verspreiding en frequentie van aantasting:
Een van de meest voorkomende plaaginsecten in Nederland. De soort kan regelmatig eikenbossen op grote schaal kaalvreten.

Bestrijding:
Geen bijzonderheden.