Wetenschappelijke naam: Tranzschelia spp.
Synoniemen: —
Nederlandse naam:
Taxonomische indeling: Basidiomycetes, Uredinales
Beschrijving en levenscyclus:
Tranzchelia is een geslacht waarvan vooral de soorten Tranzschelia discolor en Tranzschelia pruni-spinosae in Nederland van (geringe) betekenis zijn. De schimmel komt uitsluitend voor op Prunus spp. en de tussenwaardplanten uit de groep van de Ranunculaceae (o.a. Anemone spp.).
Het uredo- en teleutostadium voltrekt zich op de bladeren van de Prunus en de aecidia worden gevormd op de tussenwaardplant. De schimmel overwintert in het afgevallen blad van de Prunus, waarop in het voorjaar de basidiosporen worden gevormd. Deze infecteren het blad van o.a. Anemone coronaria en Anemone ranunculoides, waarop zich necrotische vlekken vormen waarin de aecidia ontwikkelen. In de loop van de zomer infecteren de aecidiosporen de Prunus, waarop op de bovenzijde de gele uredosori ontstaan gevolgd en later de donkerbruine teleutosori op de onderzijde van het blad. De uredosporen zorgen gedurende de zomer voor herinfectie en verspreiding van de ziekte in de boom en naar de in de buurt staande bomen.
Type aantasting:
Roestschimmel.
Waardplanten:
Diverse Prunus-soorten, o.a. Prunus domestica.
Aangetaste plantendelen:
Bladeren.
Aantastingsbeeld:
Op de bovenzijde van de bladeren van de boom ontwikkelen zich in de loop der zomer kleine (1 a 2 mm grote) gele, ronde sporenhoopjes met een groenblijvende rand, die zich kunnen uitbreiden waardoor gedeelten van het blad vergelen. Op de onderzijde van het blad ontstaan kleine (1 รก 2 mm grote) donkerbruine, ronde sporenhoopjes, met een gele rand. Bij zware aantasting vergeelt het gehele blad en valt voortijdig af.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
Diverse andere bladvlekkenziekten zoals:
– Ascochyta pruni en
– Phloeosporella padi.
Schade:
Serieuze herhaaldelijk optredende aantastingen, waarbij veel bladval optreedt, resulteren in groeiverlies en daardoor (in de fruitteelt) productieverlies. Het komt echter zelden op grote schaal voor en de aantasting is derhalve in de praktijk niet van grote betekenis.
Verspreiding van de ziekte:
In Nederland komt de ziekte incidenteel en plaatselijk voor.
Bestrijding:
Teelt: Gebruik van resistente cultivars.
Sanitair: Het opruimen van het afgevallen blad.
Bestrijden van een onderbegroeiing van Ranunculaceae.
Chemisch: (in de kwekerij), indien nodig, d.m.v. bladbespuitingen vanaf het moment dat de eerste
symptomen zich ontwikkelen.
Aanvullende opmerkingen:
—