Nederlandse naam:
Tremex fuscicornis
Wetenschappelijke naam:
Tremex fuscicornis

Tremex fuscicornis
Een houtwesp, die een aantal loofboomsoorten als voedselplant gebruikt. De soort tast vooral verzwakte en beschadigde bomen aan.
De groep van blad-, hout- en halmwespen (suborde Symphyta) is direct van andere Hymenoptera te onderscheiden door de afwezigheid van een “taille”: het abdomen heeft nauwelijks of géén insnoering vooraan. De ovipositor (eierlegger) van het vrouwtje bij de houtwespen heeft de vorm van een buis om in hout te kunnen boren.
De soorten van deze groep zijn meestal vrij robuuste insecten. De vleugels worden in rust plat over het lichaam gevouwen. De meeste soorten zijn overdag actief, waarvan sommige zeer snel vliegen als het zonnig is.
De biologie van het hele genus is in Europa nog weinig onderzocht. In Canada is onderzoek gedaan naar de biologie van T.columba, een soort die ook naar Engeland is versleept. De uitkomsten van dit onderzoek zijn deels representatief voor het hele genus en worden hieronder vermeld.

De levenscyclus van deze soort is waarschijnlijk grotendeels eenjarig.

Bestrijding: geen bijzonderheden

Adult:
De vleugels zijn roestgeel, het lijf bij wijfjes grotendeels ook roestgeel. Het achterlijf is geel met zwarte banden; mannetjes meer zwart met roodbruine vlekken. Het vrouwtje is 16 – 40 mm en het mannetje 15 – 28 mm lang. De voelsprieten zijn kort, 12- tot 16-delig, in het midden iets verdikt, ver uit elkaar lopend.

Ei:
De zwartachtige eitjes zijn 1 mm lang.

Larve:
De larven zijn cilindrisch van vorm en witachtig van kleur. De vrijlevende larven lijken op rupsen, vandaar de naam bastaardrupsen, hoewel ze meer schijnpoten hebben.

Pop:
Verpopping duurt 16 tot 20 dagen. De nog niet goed ontwikkelde poppen zijn 2-4 cm lang en wit, gerijpt zijn zij gelijk gekleurd als adult. De popkamer kan in het spinthout liggen maar ook tot 30 cm diep in kernhout.

Voedselplanten:
De soort gebruikt Acer, Alnus, Carpinus, Celtis, Betula , Populus, Fagus, Quercus en Salix.

Schadebeeld:
Deze soort tast in het algemeen verzwakte en beschadigde bomen aan. De larven boren gangen in hout.

Levenscyclus:
De Tremex-soorten leven in symbiose met het hout aantastende schimmels. Zonder de aanwezigheid van deze schimmels sterven de jonge larven.
De jonge houtwespen verschijnen medio augustus met als hoogtepunt begin september en dit duurt tot begin oktober voort. Voor hun vlucht hebben zij een minimale temperatuur nodig van 22 graden Celsius. Dezelfde temperatuur geldt voor hun gehele levenscyclus. De vrouwtjes boren vaak een gang van 1 meter lang. In deze gang worden enkele honderden eitjes afgezet die deels nog in dezelfde herfst (na 2 tot 4 weken) en deels in mei of begin juni van het jaar daarop uitkomen.

Bestrijding:
Geen bijzonderheden

Afbeeldingen: