ABIOTISCHE AANTASTINGEN: VORSTSCHADE
Symptomen:
Schade door wintervorst kan zich uiten in zowel de bladeren (van groenblijvende boomsoorten), takken (twijgen) als de stam van de boom. Kenmerkend daarvoor zijn respectievelijk het bevriezen van de laatst gevormde scheuten en het ontstaan van zgn. vorstscheuren in de stam. Bij bomen met een dunne bast treedt soms plaatselijke bastafsterving op, meestal aan de zonzijde van de stam.
Bevriezing van het blad komt geleidelijk tot uiting in een algehele verdorring waarbij het blad nog enige tijd aan de boom blijft.
Bij bevriezing van de scheuten bevriezen doorgaans ook de knoppen en slapende knoppen en wordt in het begin van het volgende groeiseizoen geheel geen blad en bloesem meer gevormd. Dit beperkt zich tot meer binnenwaarts gelegen gedeelten van de kroon.
Bij bevriezing van de stam splijt de stam over grotere lengtes, (meerdere meters) open, vaak vanaf de plaats waar een in het verleden ontstane stamwond is overgroeid.
Plaatselijke bastafsterving is in eerste instantie weinig opvallend, maar is soms vroeg herkenbaar aan een aantasting van Nectria cinnabarina, alvorens de bast inscheurt en afbladdert.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
Geen.
Schade:
Vorstschade waarbij scheut- en taksterfte optreedt kan bij jonge bomen leiden tot groeivertraging en (soms) tot misvorming van de kroon c.q. een bossige groei. (Uitheemse) groenblijvende loofboomsoorten, zoals Prunus laurocerasus, Ligustrum spp., Pyracantha spp. kunnen soms tot de grond toe afsterven. De meeste naaldboomsoorten hebben doorgaans weinig te lijden van strenge vorst.
Vorstscheuren in de stam zijn, wanneer ze eenmaal zijn ontstaan, een terugkerend verschijnsel omdat ze bij iedere strenge winter weer opnieuw openbarsten en er zgn. vorstrichels ontstaan. Dit betekent (althans in theorie) een mechanische verzwakking van de stam en een verhoogde kans op breuk, maar vooral een verlies van de houtwaarde. Ook mag worden verondersteld dat de kans op aantasting door o.a. houtrot veroorzakend schimmels door de aanwezigheid van vorstscheuren aanmerkelijk wordt verhoogd.
Substantiƫle baststerfte kan leiden tot diverse complicaties (o.a. aantasting door houtrot), maar geeft eveneens een vermindering van de houtwaarde.
Voorwaarden voor het optreden van de aantasting:
De schade treedt op in de winter bij perioden met strenge vorst.
Diagnose:
Aan de hand van de specifieke bevriezingsverschijnselen, de verspreiding daarvan over de kroon en de tijdstippen waarop het optreedt is vrij snel vast te stellen dat er sprake is van vorstschade. Ook het verspreidingspatroon over de groeiplaats (geƫxponeerde versus beschutte gedeelten) is soms een extra aanwijzing.
Bestrijding:
Schade door wintervorst kan normaliter niet worden voorkomen, behalve door de keuze en aanplant van voldoende winterharde boomsoorten.
Aanvullende opmerkingen:
Bastschade door bevriezing treedt vaak op in combinatie met instraling c.q. verwarming door de zon en kan desgewenst ook worden gezien als schade door zonnebrand. Nachtvorstschade kan ook in het najaar optreden (in Nederland vanaf de derde week in oktober), maar de schade is doorgaans beperkt omdat de bomen dan al hun groei hebben afgesloten. Bij bomen met een zgn. open groei waarvan de scheuten nog niet zijn afgehard of (bijvoorbeeld als gevolg van een laat uitgevoerde stikstofbemesting) of (doorgaans uitheemse) soorten die lang doorgroeien kan bevriezing van de nog jonge scheuten optreden.