ABIOTISCHE AANTASTINGEN: WATERGEBREK
Symptomen:
De eerste verschijnselen van watertekorten uiten zich vaak in een (tijdelijke) verwelking van het blad gedurende de middag en namiddag op hete, droge dagen. De mate waarin het blad verwelkt (of soms zelfs gedeeltelijk samenvouwt) verschilt per boomsoort. Aan bomen met leerachtige bladeren valt in dit stadium vaak nog weinig te zien.
Bij meer langdurige watertekorten kunnen, afhankelijk van de boomsoort, verschillende symptomen optreden:
– de bladeren blijven als regel groen, maar doorgaans vanaf de bladrand zet een voortschrijdende verdorring in;
– er treedt vrij plotselinge bladvergeling of bladverdorring van een gedeelte van de bladeren op.
De verschijnselen breiden zich uit in de kroon al naar gelang de droogteperiode aanhoudt. Vaak treedt voortijdige bladval op van de inmiddels vergeelde of verdorde bladeren. Bladeren met alleen bladrandnecrose blijven doorgaans wat langer aan de boom.
Mogelijke verwarring met andere aantastingen:
– Chlorideschade (Zoutschade)
– Kaliumgebrek.
Schade:
Chronisch watertekort heeft een negatieve invloed op de gehele ontwikkeling van de boom, omdat de droge stof productie van bomen sterk gekoppeld is aan het waterverbruik c.q. de verdamping. Afhankelijk van de mate van bladverlies is doorgaans sprake van een reductie van de sierwaarde. Extreme droogte leidt zelfs tot sterfte van de boom. Ook kan droogteschade de boom zodanig verzwakken dat hij gevoelig wordt voor secondaire aantastingen.
Herstel is onder meer afhankelijk van de duur van de droogteperiode, de periode van het jaar waarin dit is opgetreden en het reactiemechanisme van de boom op droogte. Dit laatste verschilt per boomsoort en er bestaan in dit opzicht meer en minder droogtetolerante boomsoorten.
Voorwaarden voor het optreden van de aantasting:
Droogteschade ontstaat als regel op groeiplaatsen waar de dagelijkse vochtbehoefte onvoldoende kan worden gedekt door het grondwater, of het vochtleverend vermogen van de bodem bij ontoereikende aanvulling door de neerslag. De kans op het optreden van schade is als regel groter naarmate het vochtleverend vermogen van de bodem lager is en de doorwortelbare ruimte beperkter is (bijvoorbeeld bij bomen in een zgn. bloempotsituatie), met name naar de diepte toe.
Bomen die zijn aangetast door wortelrot of waarvan het wortelstelsel anderszins is beperkt door beschadiging lopen eerder kans op verdroging dan in de buurt staande, niet aangetaste of beschadigde bomen.
Diagnose:
Diagnose bestaat in eerste instantie uit symptoomherkenning en kennis van de boomsoort, c.q. de gevoeligheid daarvan voor droogte, en de bodemkundige eigenschappen van de groeiplaats.
Bestrijding:
Zorgen voor voldoende toelevering van vocht bijvoorbeeld door het geven van extra water, al dan niet via irrigatiesystemen. In situaties waar de watervoorziening minder beheersbaar of controleerbaar is moet worden afgezien van het planten van (al te) droogtegevoelige bomen.
Bij bomen met een beperkte doorwortelbare ruimte of bomen met een beperkt wortelstelsel als gevolg van verplanten van de boom kan worden overwogen om de bovengrondse ontwikkeling van de bomen en dus de totale verdamping aan water te reduceren door het verminderen van de bladmassa door (tijdelijke) snoei. Verder kan worden overwogen om in de zgn. kritische situaties directe verdamping van water vanuit de bodem te verminderen door de toepassing van een bodembedekking van bijv. chipmulch.
Aanvullende opmerkingen:
In de boomteelt is het waterverbruik van bomen soms ook te beheersen door het aanbrengen van een zonwerende bescherming. Het is namelijk bekend dat het waterverbruik van bomen zeer sterk is gecorreleerd met de hoeveelheid direct ingestraalde (zonne)energie.